2008

‘Opeens keek de wereld onze kant op’
interview in Delta met dr. Joris Dik.

Materiaalkundige en kunsthistoricus Joris Dik (3mE) liet met medeonderzoeker Koen Janssens (Universiteit Antwerpen) een deeltjesversneller los op Grasland (1887) van Vincent van Gogh. Kostbaar en ongebruikelijk, maar het vrouwengezicht dat tevoorschijn kwam, was deze zomer wereldnieuws. Met de conventionele röntgenstralingtechnieken hadden experts slechts een schim kunnen ontwaren; het team van Dik wist zelfs de kleuren bij benadering te achterhalen. Musea staan nu in de rij.

Zou Van Gogh dit wel hebben goedgekeurd?

"Ik vermoed dat Van Gogh deze aandacht prettig zou hebben gevonden. Vergeet niet: hij was een ambitieuze kunstenaar, hard op zoek naar erkenning.
Van Gogh besliste rond zijn dertigste: ik wil kunstenaar worden. Na tal van mislukkingen. Hij wilde predikant worden, kunsthandelaar – allemaal op niets uitgelopen. Hij heeft zich met al zijn energie en al zijn psychische afwijkingen geworpen om dat doel: een groot schilder worden. Als een figuur als Van Gogh zich nu bij onze personeelsafdeling zou melden met de mededeling: ik wil een briljant wetenschapper worden, dan wordt-ie hard uitgelachen. Maar het is Van Gogh gelukt. Dat spreekt mij aan.

Van Gogh heeft het portret naar zijn broer Theo in Parijs gestuurd, om commentaar te krijgen. Waarom heeft hij het later in Frankrijk overgeschilderd?

"Je kunt niet uitsluiten dat hij heeft gedacht: ik wil dat niemand dit ooit meer ziet. Maar Van Gogh had vooral een chronisch geldgebrek. Deskundigen schatten dat twintig tot dertig procent van zijn doeken overschilderingen zijn van eerder werk. Dat zal hij vaak gedaan hebben omdat hij geen centjes had.
Het blootgelegde schilderij wordt nu overal een portret van een vrouw genoemd, maar het is geen echt portret. Van Gogh gebruikte boeren en boerinnen als modellen, maar was meer in hun fysionomie dan in hun individuele karakters geïnteresseerd. Dat is ook te zien aan de Aardappeleters, met die soms bijna karikaturale koppen. Hij wilde laten zien hoe zwaar het boerenleven was."

Een onderzoeksinstituut als het Deutsches Elektronen-Synchrotron (DESY) in Hamburg is een ongebruikelijke plaats om onderzoek te doen naar het werk van Van Gogh. Was er daar een duidelijk 'doorbraakmoment'?

"Er was een moment in december 2007 dat bijzonder was. Na een paar dagen lang kleine tests te hebben gedaan, hadden we 's avond besloten de eerste horizontale strook van het schilderij met het synchrotron te scannen. Het gedeelte waar de ogen zich moesten bevinden.
Ik heb die nacht zo'n vijf uur geslapen. Toen ik wakker werd, keek ik meteen op mijn laptop welke resultaten de scan had opgeleverd. En dan kijk je opeens in de ogen van deze vrouw, die door Van Gogh in Nuenen moet zijn geschilderd. Iedereen erbij gehaald, champagne… dat zijn de momenten waarvoor je het doet."

Hadden jullie dit onderzoek vijf jaar geleden ook kunnen doen?

"Vijf jaar geleden misschien wel, tien jaar geleden nog niet. Synchrotronstraling is eind jaren negentig opgekomen. Die synchrotronstraling stelt ons beter in staat de fluorescentie van de verflagen te meten en het doek als het ware laag voor laag af te pellen."

Het scannen duurde 48 uur, en het onderzoek duurde twee jaar, las ik.

"Ik ben er niet twee jaar lang continu van negen tot vijf mee bezig geweest. Maar je moet het ruim van te voren plannen. Met mijn collega Koen Janssens vroeg ik me af of we niet eens een deeltjesversneller moesten gebruiken bij het scannen van een schilderij, om zo de afzonderlijke elementen beter zichtbaar te maken. Luuk Rutgers van der Loeff, de restaurator van het Kröller-Müller Museum, was meteen enthousiast. Terwijl niemand toen kon weten hoe het zou uitpakken.
Uiteindelijk is er een heel divers team samengesteld. Ik sta met één been in de techniek en met één been in de kunstwereld, terwijl Koen meer de chemicus en de synchrotronspecialist is.
Omdat we deeltjesversnellers gebruikten van onderzoeksinstituten in Hamburg en Grenoble, maakten Franse en Duitse onderzoekers ook deel uit van het team. De sfeer was open: er bestonden geen domme vragen. Prettige mensen. Dat merk ik nu weer met die media-aandacht, er is niemand die… (maakt voordringend gebaar met ellebogen) Daar hebben we geen last van."

Waren er risico's aan het onderzoek verbonden?

"Het museum moet er van op aan kunnen dat je het schilderij niet beschadigt met de deeltjesversneller, dus je moet de hele exercitie eerst grondig oefenen met een mockup, een nepschilderij. Bij die escalatiestudie hebben we een ongeveer vijfduizend keer zo hoge röntgenstraling gebruikt dan we van plan waren los te laten op het echte schilderij. Dat pakte prima uit. We hadden niets anders verwacht, maar je wilt het 200 procent zeker weten."

Waarvoor hebben jullie de deeltjesversneller in Grenoble gebruikt?

"In Grenoble hebben we een monster uit het schilderij onderzocht. We wilden weten: als we bijvoorbeeld naar lood in het schilderij kijken, in welke verflaag van het schilderij zit al dat lood dan precies? En in welk pigment, met welke kleur? Je neemt een klein verfmonstertje en daar maak je een dwarsdoorsnede van. Je kunt het vergelijken met een geoloog die tegen aardlagen aan zit te kijken."

Zal voor dit soort onderzoek ooit een extra deeltjesversneller worden gebouwd?

"We hebben in Nederland geen deeltjesversneller, maar er is een initiatief van mijn 3mE-collega Erik Offerman om een table top synchrotron naar Delft te halen, een miniatuur synchrotron. Want synchrotrons zijn groot, die hebben een radius van minimaal honderd meter.
Die table top synchrotron zou in eerste instantie bestemd zijn voor medisch onderzoek, Maar als het lukt om er één naar Delft te halen, ben ik natuurlijk geïnteresseerd."

Jullie kregen de afgelopen weken een lawine van media-aandacht over jullie heen. Hoe was dat?

"We hadden met z'n allen afgesproken dat we de resultaten in één keer naar buiten zouden brengen, op de dag dat in het Amerikaanse blad Analytical Chemistry het artikel werd gepubliceerd.
Dat was toevallig ook de dag waarop Karadzic werd uitgeleverd aan het VN-hof in Den Haag. Om negen uur werd ons persbericht prijsgegeven, en tot half twaalf was iedereen met Karadzic bezig. Geen enkele reactie. Ik dacht: ik hoor niks meer vandaag. En toen was het opeens alsof de hele wereld onze kant opkeek. De telefoon bleef maar gaan. De dagbladen, RTL, NOS, en vanaf een uur of vijf 's middags telefoontjes uit Amerika. Ik heb om drie uur 's nachts mijn mobiele telefoon maar uitgezet om een paar uur te kunnen slapen.
Er waren vragen waar ik niet op voorbereid was. 'Is het schilderij nu meer waard geworden?' Ik heb zo'n dertig keer uitgelegd dat ik daar niet over ga en dat het me ook niet zo interesseert. Behalve in één opzicht: we hebben het schilderij moeten verzekeren om het naar Hamburg te vervoeren, en dat was duur. Die hoge kosten vormen één van de obstakels voor dit onderzoek.
Een andere vraag die steeds terugkwam: 'gaan we nu op deze manier alle Van Goghs scannen?' Dat zou ik graag willen, maar met een vrachtwagen vol schilderijen naar zo'n deeltjesversneller rijden, dat gaat niet lukken. Alleen al de bundeltijd die je bij zo'n deeltjesversneller nodig hebt is erg kostbaar.
De grappigste reportage was van Omroep Brabant. Ze zijn naar Nuenen gegaan met de vraag: wie herkent de vrouw op dit schilderij? En toen riep opeens een heel oude meneer: ja, dat was mijn oma! Dat werd bloedserieus gebracht."

Kwam er in het kielzog van de media-aandacht ook een ander soort belangstelling op gang: buitenlandse musea, rijke verzamelaars, excentriekelingen?

"Ik heb inmiddels enkele tientallen verzoeken binnengehad, ja. Daar zitten zeker een paar serieuze reacties bij. We zijn nu in gesprek met een aantal grote Amerikaanse musea die het interessant te vinden om schilderijen uit hun collectie op deze manier te laten onderzoeken. Namen kan ik nog niet noemen."

Heeft u een top-zoveel van schilderijen die u zou willen onderzoeken?

"We hebben een top-vijf, maar omdat we net contact hebben opgenomen met de musea waar die schilderijen hangen, is het lastig ze te noemen…"

Licht een tip van de sluier op. Wat maakt de schilderijen in die top-vijf interessant?

"Bij Grasland wisten we al dat zich een portret achter het schilderij bevond, al was het beeld te schimmig om bijvoorbeeld te kunnen zien of het om een man of een vrouw ging. Inmiddels weten we dat het gaat om een schilderij dat onderdeel uitmaakt van de circa vijftig 'portretten' die Van Gogh maakte als voorstudie voor De Aardappeleters (1885).
Wat we nu graag een paar keer willen doen is met een deeltjesversneller een schilderij onderzoeken van een kunstenaar die net op het punt stond een nieuwe richting in te slaan. Een doek waar nog van alles achter ligt, zoals studies die de kunstenaar maakte voor hij, bewust of onbewust, een bepaalde kant opging.
Er zijn schilderijen van belangrijke kunstenaars waarbij er één en soms zelfs meerdere composities onder de oppervlakte liggen. Als je die goed zichtbaar kunt maken, kun je de kunstenaar als het ware zien denken. Je kruipt in zijn hoofd."

Over welke tijd hebben we het dan?

"Dat loopt door hele kunstgeschiedenis heen. Rembrandt zou fascinerend zijn, Picasso is een voor de hand liggende naam – maar op dit moment ligt er nog niets vast."

U wilde oorspronkelijk restaurator van schilderijen worden, uw oom en opa deden dat werk ook…

"Ja. Mijn overgrootvader ook."

Zat u er als kind af en toe bij als ze aan het werk waren?

"Dat is inderdaad heel vroeg begonnen. Mijn vader is overigens weer iets heel anders geworden: bankier. Ik kan het me wel allemaal herinneren: het atelier, de geur van oplosmiddelen… Ik dacht: dat lijkt me leuk. Ik was een jaar of vijf, zes."

Was het ook de sfeer die uw verbeelding prikkelde – heel precies, minutieus bezig zijn?

"Ja, en dat aspect heb ik misschien onderschat. Je moet als restaurator het karakter hebben om drie maanden lang op vijf vierkante centimeter te werken. Dat geduld heb ik toch niet. En je moet je kunnen verplaatsen in de kunstenaar – niet te veel natuurlijk, want dan ga je zelf je stempel op het schilderij drukken. Maar je moet een beetje kunnen tekenen en schilderen. Toen ik zelf teken- en schilderles nam, kwam ik erachter dat ik daar toch niet goed genoeg in ben. Ik ben dus kunstgeschiedenis gaan studeren met de bedoeling restaurator te worden, maar dat is niet gelukt.
Maar tijdens mijn studie kunstgeschiedenis heb ik een jaar lang in het lab van het Getty Museum in Los Angeles gewerkt. Alle technologische vragen van restauratoren en conservatoren kwamen daar binnen. Toen dacht ik: hier wil ik mee verder, maar dan zal ik scheikunde moeten gaan studeren.
Toen ik terugkwam in Nederland heeft de UvA-hoogleraar Henk Schenk me de kans geboden om in kristallografie te promoveren. Net zoals Barend Thijsse me later de kans bood om op de TU Delft materiaalkundig onderzoek op het gebied van archeologie en kunst te doen."

Freelance werk voor de commerciële kunstwereld heeft u nooit getrokken?

"Het had gekund, ja, maar dan ga je klusjes doen. Je krijgt een vastomlijnde vraag waar je antwoord op moet geven. Ik vind het leuker om de vragen zelf te verzinnen. Bovendien heb ik gemerkt dat de kunsthandel niet altijd even geïnteresseerd is in je onderzoek.
Het probleem is dat je als materiaalkundige wel met zekerheid kunt vaststellen dat een schilderij vervalst is, maar nooit met absolute zekerheid kunt zeggen dat het om, zeg, een echte Rembrandt gaat en niet om een doek van één van zijn leerlingen. Ze gebruikten namelijk precies dezelfde materialen."

U houdt zich als materiaalkundige ook bezig met de veroudering van schilderijen. Zo heeft u een paar jaar geleden aangetoond dat de grauwe mantel op het schilderij De Heilige Lucas (1621) van Hendrick ter Brugghen oorspronkelijk helder blauw moet zijn geweest. Het gebruikte pigment is in de loop der eeuwen gaan oxideren. Is het verkeerd om een restaurator dat blauw opnieuw te laten aanbrengen?

"Ja, want bij de restauratie van schilderijen is respect voor het materiaal belangrijk. Hoe verouderd dat materiaal soms ook is, het is wel het authentieke materiaal waarmee de kunstenaar gewerkt heeft.
Die huiver heeft vooral te maken met het feit dat er tot de jaren zestig, zeventig nog niet de hands off mentaliteit was die nu heerst. Zodat met de beste bedoelingen een heleboel schilderijen naar de filistijnen zijn geholpen. Een mooi voorbeeld is de Sixtijnse kapel waar in de negentiende eeuw alle edele delen van engeltjes zijn weggeretoucheerd."

Dat is meer censureren.

"Retoucheren is altijd censureren. Jij maakt een keuze, en zelfs als jij denkt dat jouw keuze in lijn ligt met wat de kunstenaar had gewild, blijft het jouw interpretatie. Daarom moet je terughoudend zijn."

Misschien had Hendrick ter Brugghen het prachtig gevonden als zijn schilderij in de oorspronkelijke kleurenpracht werd hersteld.

"Dat is mogelijk. Zo heeft de kunstenaar Jan Schoonhoven in de jaren zestig papieren reliëfs gemaakt in strak wit, met allemaal losse vakjes. Die vakjes werden vies en stoffig, en Schoonhoven heeft op een gegeven moment gezegd: ga er maar met de witte plamuur overheen. Dan zegt de museumwereld: nee, dat doen we niet. Ik vind dat niet vreemd. Een museum moet zo'n kunstvoorwerp bewaren. Op het moment dat je het een keer overschildert, moet je dat ook een tweede, derde vierde keer doen… het is al heel snel niet meer het originele kunstwerk."

Speelt hier een rol dat een schilderij niet exact reproduceerbaar is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een boek?

"Ja, uniciteit is belangrijk. En het besef dat er in het verleden van alles is misgegaan. Ik vind niet dat men doorschiet naar het andere uiterste. Nog steeds niet, hoor. Het kan nog steeds misgaan.
Een mooi voorbeeld is een veertiende-eeuwse Madonna met kind uit de collectie van een Amerikaans museum. Zo'n typische Gotische Madonna met lange vingers, heel slank, niet geschilderd met olieverf maar met tempera, waarbij de grondverf is gemengd met eigeel.
In de zestiende eeuw is een heel maniëristische baby over het oorspronkelijke kind geschilderd. Maniërisme, dat betekent dikke armpjes en beentjes, echt zo'n clunky baby. Een vlag op een modderschuit.
Maar is een baby die al in de zestiende eeuw aan het schilderij is toegevoegd, daar inmiddels geen onlosmakelijk onderdeel van geworden? Ik zou zeggen van wel, al kun je geen absoluut tijdscriterium aangeven.
Dat museum heeft besloten die baby van het schilderij te verwijderen. Dat zou ik zelf niet hebben gedaan. Daar zou je toch iets meer van die hands off mentaliteit wensen."

www.vangogh.ua.ac.be

 


Wie is Joris Dik?

Joris Dik (Amsterdam, 1974) studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Een stage van een jaar in het laboratorium van het Getty Museum bracht hem het idee om te promoveren in de scheikunde. Zijn proefschrift ging over het door schilders gebruikte pigment Napels geel, waarvan de samenstelling in de loop der eeuwen sterk bleek te zijn veranderd. Prof.dr. Barend Thijsse (Materiaalkunde) haalde hem in 2003 naar Delft om onderzoek op het gebied van kunst en archeologie op te zitten.
Dik, sinds 2006 universitair hoofddocent, is als coördinator betrokken bij het Leids-Delftse Centre for Archeology, Art History and Science. Hij is getrouwd en heeft twee zoons.

Een kortere versie van dit interview verscheen in de Delta van 21 augustus 2008.

 

terug