2008 'Ik zal altijd blijven experimenteren' interview in Delft Integraal met A.F.Th. van der Heijden (pdf) |
Gastschrijver A.F.Th. van der Heijden praat over stijl en moderne mythen. "Als er door een gebeurtenis een appèl op mijn verbeeldingskracht wordt gedaan, dan hang ik." |
'Ik had liever een onopvallende wetenschapper willen zijn', heeft u eens gezegd. Meende u dat? "Op dat moment wel. Dat zijn zo van die verzuchtingen op momenten dat je twijfelt of het allemaal de moeite waard is. Harry Mulisch zei ooit: ik heb geen herinneringen aan de periodes dat ik zit te schrijven. Dat fenomeen herken ik. Na het schrijven naar het café gaan en daar een goed gesprek voeren met een vriend, dat kun je je jaren later nog herinneren. Maar dat je zit te schrijven, op een stoel, aan een bureau, een pen die heen en weer beweegt over het papier - daar kun je met de beste wil van de wereld geen herinnering uit halen." Zelfs niet aan de hoogtepunten? "Nee, dan zit je al buiten het schrijfproces. Ik kan me herinneren dat Het Schervengericht op 1 februari 2007 af was. De laatste correcties waren doorgevoerd. Ik zat in een espressobar, waar ik nog even aan de verantwoording had gesleuteld. En ik dacht: nu is het echt af. Ik ga dit stukje tekst naar Querido brengen, loop daar de deur uit, en dan ben ik vrij. Kent het schrijfproces bijzondere momenten? "Absoluut. Alles tussen groot welbehagen en een psychische jeuk tussen de schouderbladen waar je met geen pookje bij kan. Maar ik vind het toch vooral een behaaglijke bezigheid. Ik heb ontdekt dat ik het meest tot mezelf kom als ik aan een bureau zit te werken aan een tekst. Er is die bekende dichtregel van Cees Nooteboom: ik had wel duizend levens, en ik nam er maar één. Ik hoef me gelukkig niet af te vragen: had ik niet iets anders moeten kiezen?" Zou van die duizend denkbare levens een academische loopbaan één van de aantrekkelijkste zijn geweest? "Nou…" U droomde er ooit van om hoogleraar te zijn. "Toen was ik nog erg jong. Ik dacht: ergens professor in worden is niet genoeg. Ik wil indruk maken door in minstens vier disciplines professor te worden. Ja, zoiets is leuk om te bedenken op je zestiende." U studeerde later filosofie. Is die belangstelling gebleven? "Ja. Tien jaar geleden was ik van plan een filosofisch werk te maken als onderdeel van de romancyclus Homo Duplex. Ja, dan krijg je natuurlijk weer die twijfel: moet dat een uitgesproken filosofisch boek worden of moet de filosofie onzichtbaar in de cyclus verwerkt worden? Misschien komt het er nog van. Ik kan me voorstellen nog eens een filosofisch werk van de oude Movo te schrijven." U zei ooit dat schrijven voor u een noodzaak is: het creëren van een 'tegenwerkelijkheid'. "Daar kan ik nog steeds achter staan. Maar je zit gevangen in een paradox. Van Oscar Wilde werd gezegd dat hij zijn leven had ingericht als zijn mooiste kunstwerk. Je kunt in zekere zin je leven componeren. Dat is wat kwartaaldrinker Ernst Quispel doet in Advocaat van de Hanen, tijdens de gelukkige weken dat hij een 'wodkaperiode' heeft. Voelt dat als een hoge prijs om te betalen? "Als je er over gaat nadenken: ja. Maar ik heb nooit gevonden dat het die prijs niet waard was." De Movo Tapes, het in 2003 verschenen 'deel nul' van uw romancyclus Homo Duplex, wijkt sterk af van uw eerdere werk. In een dagboekaantekening uit 1998 zegt u al: ik wil mijn stijl veranderen. Het moest extremer worden – 'dialogen als een snerpend degengevecht' en 'filosofische passages die de lezer moeten verwonden.' Was u ontevreden over de stijl van uw eerste romancyclus, De Tandeloze Tijd? "Ik ben niet een schrijver die ooit tevreden zou kunnen zijn met een bereikte stijl. Het is ook niet zo dat ik stap voor stap toewerk naar de ideale stijl. Ik zal altijd blijven experimenteren. Toch lijkt het achteraf een belangrijk moment. "Ik schreef die dagboekaantekening in de tijd dat ik Homo Duplex aan het concipiëren was. Ik wist in 1998 dat het eerste deel een veelkantig boek zou worden, met verschillende stemmen. En ik wist dat ik de god Apollo als verteller wilde gebruiken, maar dat het boek voor een deel uit de monologen van een hemelbestormende jongen in een snelle bolide zou bestaan. Dus ik zocht naar de goede toon. Zoiets opschrijven in een dagboek kan helpen. Je verplicht jezelf om goed over die stijl na te denken, om daarmee te experimenteren. Ik denk dat De Movo Tapes bij vlagen een gevolg zijn van dat voornemen. Maar dan moet je ook weer een zijstap durven nemen, zoals met Het Schervengericht. Dat boek vereist een andere toon, ook omdat het speelt met historische feiten." Heeft u altijd met verschillende stijlen geëxperimenteerd? "Ja, en met verschillende schrijversgestalten. Zo ben ik ook begonnen. In 1977 en 1978 reisde ik veel door Italië. Ik was op mezelf teruggeworpen, had tijd om na te denken over wat ik nou wilde. Ik voelde dat mijn eerste publicatie er aan zat te komen, en ik was twee verschillende stijlen aan het uitproberen. Aan de ene kant was er een barokke, van mediterraan licht vergeven stijl, maar ik was ook erg bezig met Louis-Ferdinand Céline. Ik vroeg me af hoe de stijl van een Hollandse Céline er uit zou zien. Hetzelfde gefoeter en gekanker, maar alles op z'n Hollands. Lag in die stijl de tegenstelling besloten van de Céline-kant en de barokke kant? "Ik denk dat wat je met veel armslagen de stijl van de Tandeloze Tijd zou kunnen noemen, een synthese is van de stijl van Canaponi en de stijl van Egberts. Die synthese levert iets op dat gezien wordt als mijn stijl. Daar heb ik me vervolgens, indachtig mijn experiment met verschillende schrijversgestalten, weer tegen afgezet, door iets nieuws te ontwikkelen, dat je de stijl van Homo Duplex zou kunnen noemen." Ook in De Movo Tapes zitten Céline-invloeden. "Zeker. Ik heb soms letterlijk hoofdstukken uit Céline's Reis naar het einde van de nacht bewerkt vanuit de geest van Homo Duplex, gewoon om mezelf warm te dribbelen voor het grote werk. De schrijver als lezer, met zijn vingers aan de toetsen van de typemachine, lezend in Céline. En rechts van de typemachine komen dan de blaadjes te liggen die de bewerking heeft opgeleverd. Een creatieve, maar ook krankzinnige manier van lezen. Is De Vondeling het eerstvolgende deel dat van Homo Duplex zal verschijnen? "Ja. Ik heb ook nog het een en ander toe te voegen aan De Tandeloze Tijd, voordat ik die cyclus definitief voltooid ga verklaren. Er komt nog een deel vijf: Verliefd tegen. Albert Egberts, de hoofdfiguur van De Tandeloze Tijd, keert in 1994 terug naar zijn geboortedorp Geldrop om een crime passionnel te onderzoeken die de broer van zijn gestorven vriend Tjum is overkomen. Zou u de verdachte – Marcel T. - willen spreken? "Dat ligt er aan. Ik ga eerst een aantal mensen in Nijmegen spreken – vrienden van Sévèke, mensen uit de kraakwereld, zoals degene die ooit op last van Sévèke diens latere moordenaar een kraakpand heeft uitgegooid. Zelfs de partner van Sévèke wil met mij spreken. Iedereen wil kennelijk graag zijn verhaal vertellen. We zullen zien of ik er wat aan heb." Ontstaat er zo geen druk om je om je strikter aan de feiten te houden dan je als romanschrijver van plan was? "Die druk voel ik niet. Al kan ik me voorstellen dat iemand uit de naaste omgeving van Sévèke tegen me zou zeggen: ik wil je te woord staan, maar dan wil ik niet dat je sterk van de feiten gaat afwijken in je boek. Waar ligt dat aan? "Ik denk dat ik instinctief in een verhaal de moderne mythe zie of beluister. Bij de dood van kraker Hans Kok wist ik onmiddellijk dat ik daar iets mee moest doen. Het is niet alleen zo dat je blijkbaar de maatschappelijke plicht voelt daarover te schrijven, het heeft ook met verbeeldingskracht te maken. Verbeeldingskracht kan iets met mythen. Heeft u reacties op Homo Duplex gekregen uit de hooliganwereld? "Tot nu toe niet. Maar als het verhaal in volgende delen nog sterker op dat van Carlo Picornie gaat lijken, houd ik mijn hart vast. De fictieve veldslag bij knooppunt Hellegatsplein doet denken aan de Slag bij Beverwijk. En ik weet dat vrienden en nabestaanden niet blij zijn met nieuwe publiciteit rond de dood van Picornie. Ze hebben ook tegengehouden dat er een film over gemaakt werd. Heeft u een favoriet onder uw eigen boeken? "Ik moet toch eerlijk zeggen dat dat tot nu toe De Movo Tapes is. Dat is het boek dat ik altijd zomaar ergens kan openwerpen en dan bevalt het me. Terwijl het behoorlijk, nou ja, debunked is. Ik herinner me dat Pieter Steinz in NRC Handelsblad schreef: het is eigenlijk helemaal geen roman, maar een bundeling van willekeurige verhaallijnen, op zijn best een proloog bij een cyclus die weinig mensen meer zullen lezen. Maar ja, dat eerste deel van een nieuwe cyclus moet ook niet meteen omarmd worden. Er moet iets vijandigs om heen hangen." Wel bijzonder om Homo Duplex te beginnen met wat volgens velen het minst toegankelijke deel in de cyclus is. Zo kun je veel lezers kwijtraken. "Ja, maar toch komen die lezers weer terug. Ik hoor nu van veel kanten: na het lezen van Mim ben ik weer in De Movo Tapes begonnen, terwijl ik daar eerst niet veel van begreep." Mim was voor u een compacte voorstudie van het nog te verschijnen slotdeel van Homo Duplex. Toch komen er een aantal indringende scènes in voor. "Tja, Mim is verschenen ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Harry Mulisch, en ik dacht: hij krijgt van mij het beste dat ik momenteel te bieden heb. Ik heb wel wat letterlijke verwijzingen naar zijn werk in het boek gestopt, maar ik wilde hem vooral laten zien wat ik waard was, wat ik kon." Wat vond hij van het boek? "Wat hij er van vond? Hij leest zoiets niet. Nooit. Maar dat wist ik al, hoor." De Tandeloze Tijd is in Duitsland gunstig ontvangen, en ook De Movo Tapes krijgt daar nu mooie kritieken. Hoe is het om een eigen roman in het Duits te lezen? Wordt het dan een ander boek? "Nee. Helga van Beuningen vertaalt mijn werk op zo'n natuurlijke manier in het Duits dat ik het als mijn eigen werk blijf herkennen. Dat spijtige gevoel van: wat jammer dat de Duitsers nooit het Nederlandse origineel zullen kennen, dat heb ik bij haar vertalingen nooit. Soms maakt u een passage bewust iets minder mooi, las ik, iets stroever, iets kaler. Waarom? "Er moeten altijd weerhaakjes in, zodat het in de huid van de lezer blijft haken. Dat het een beetje brandnetelachtig gaat branden, en dat her er niet te mooi en te gladjes staat, als een gladgeschoren gazon." OVER DE SCHRIJVER Adri van der Heijden (Geldrop, 1951) was al eerder door Nederlandse universiteiten benaderd voor een gastschrijverschap, maar bouwde liever gestaag verder aan zijn kathedralen: de romancycli De Tandeloze Tijd en Homo Duplex. Nu is hij van gedachte veranderd. "Er liggen nog steeds grote romanconcepten op voltooiing te wachten, maar ik vond het tijd om weer eens buiten te spelen." DE VASTE VRAGENLIJST: SCHRIJVERS LANGS DE TECHNEUTENMEETLAT Verwisselt u wel eens een gloeilamp? "Zo min mogelijk. Ik word zenuwachtig bij het idee technische karweitjes te moeten verrichten, ook al zijn ze nog zo klein. Dan beginnen mijn handen te trillen door het idee van tijdverlies." Plakt u wel eens een fietsband? "Nooit." Kunt u olie verversen? "Ik ververs uitsluitend huppelolie – een ouderwetse term voor jenever. Dat verwisselen gaat per glas." Kunt u een autoband verwisselen? "Nee." Hanteert u wel eens een boormachine? "De laatste keer dat ik een boor gehanteerd heb, was op een zondagmiddag in september 1986. Die dag kreeg ik een gelukstelegram: ik had een belangrijke literaire prijs gewonnen. Sindsdien heb ik nooit meer een boormachine aangeraakt." Kunt u met handleiding Ikea-meubels in elkaar zetten? "Ja. Maar ik doe het niet." Kunt u zonder handleiding Ikea-meubels in elkaar zetten? "Ja, op de tast." Kunt u overweg met handleidingen van consumentenelektronica? "Ja. Maar ik krijg er zodanig de kriebels van dat ik het aan anderen overlaat." Hoeveel gereedschapskisten heeft u? "Ik heb één oude koffer met gereedschap, maar ik duik daar zelden in. Toch heb ik niet altijd twee linkerhanden gehad. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik, toen ik een jaar of tien was, een timmerdoos kreeg, met echt mooi, klein gereedschap, en daar hoorde ook een juten zak met timmerhout bij. Daar heb ik toen een poppenkast van gemaakt met scharnierende zijwanden. Ik kreeg daar veel complimenten over, omdat ik het zo vernuftig in elkaar had gezet." Schrijft u met behulp van een computer? "Binnenkort ga ik geheel gecomputeriseerd raken. Het moet er nu echt van komen, maar het gaat niet van harte. Tot nu toe heb ik alleen met de pen en met een elektronische typemachine van IBM geschreven. Omdat ik hecht aan werktuigen die ik eenmaal meester ben geworden." Maakt u gebruik van internet? "In commissie. Ik laat mijn redacteur bij Querido of mijn vrouw soms iets opzoeken op het internet. Dat ga ik zelf doen als ik een computerbatterij heb staan." Hoeveel uren per dag spendeert u achter de computer? "Nul." Kunt u zelf problemen met de computer oplossen? "Nee." Is jullie computer beveiligd met computerscanner en/of firewall? "Ja." Kunt u communiceren met de helpdesk als die bereikbaar is? "Via via." Heeft u wel eens een idee voor een uitvinding gehad, of een technisch vraagstuk geformuleerd? "In De Tandeloze Tijd komt de notie van 'leven in de breedte' steeds terug. Dat zou je een filosofische uitvinding kunnen noemen. Hoe kun je een ogenschijnlijk ondeelbaar moment toch oneindig maken? In de breedte, door zoveel mogelijk synchroon te laten gebeuren in het brein. Toen dat voor de eerste keer in me opkwam, tijdens mijn filosofiestudie in Nijmegen, ben ik daar wel degelijk op papier mee bezig geweest… Uiteindelijk heb ik beseft dat het niet meer dan een mooi filosofisch concept kan zijn. Het leven blijft zich meedogenloos in de lengte ontrollen. Maar je kunt wel, door te proberen in de breedte te leven, een rijker leven leiden, in je geest."
|