2010
'Studenten slaan nieuwe wegen in'

interview met Jan Vambersky
Na 22 jaar neemt prof.dipl.ing. Jan Vambersky afscheid als hoogleraar Constructies van Gebouwen aan de faculteit Civiele Techniek. In zijn afscheidsrede wijst hij op een 'tikkende tijdbom onder de bouw'..

Houdt u straks helemaal op met uw werk als hoogleraar?

"Ik blijf mijn promovendi begeleiden. Binnen drie jaar hebben ze hopelijk alle vijf hun onderzoek afgerond. De afstudeerders kunnen tot eind 2010 op me rekenen, en ik blijf nog even college geven. Het is leuk werk. Het is altijd een feest geweest om hier te werken."

Wat maakt het leuk?

"Zien hoe begaafde, enthousiaste mensen hier komen en uiteindelijk met meer kennis vertrekken dan jij als hoogleraar bezit. Hun gebrek aan ervaring werkt als een voordeel. Ze slaan wegen in die ik onbegaanbaar had verklaard.
Een voorbeeld: ik heb lange tijd geroepen dat prefab-beton niet goed samen gaat met hoogbouw van boven de negentig meter. Het is geweldig dat je bepaalde bouwonderdelen vooraf in de fabriek kunt produceren, maar naarmate het gebouw hoger wordt, blijkt het steeds lastiger en tijdrovender om die onderdelen met hijskranen naar boven te takelen. Dan liever de bouwplaats volpompen met beton dat je vervolgens naar boven kunt pompen.
Mijn studenten en promovendi kwamen tot veel optimistischere conclusies. En ze hebben gelijk gekregen. De Haagse torenflat het Strijkijzer, opgeleverd in 2007 en 132 meter hoog, is afgezien van de onderste verdiepingen helemaal opgebouwd uit prefab beton. In nieuw onderzoek stellen mijn studenten dat prefab beton bij gebouwen van wel 200 meter kan worden toegepast."

Tien jaar geleden organiseerde u met architect Pi de Bruijn een symposium over de kloof tussen architecten en constructeurs. Bestaat dat probleem nog steeds?

"Daar is de laatste jaren duidelijk verandering in gekomen. Vroeger moest de constructie zoveel mogelijk 'achter het behang geplakt worden', nu zijn er stromingen in de architectuur die de constructie juist willen tonen als onderdeel van de architectuur. En bij de grillige free form architectuur heeft de architect de kennis en kunde van een civiel ingenieur nodig: samen moeten ze de grillige vormen zo weten te kneden dat de krachten die op het gebouw inwerken ook op een goede manier worden afgedragen. Bovendien kan de civiel ingenieur helpen bepalen of de uitvoering van een ontwerp financieel haalbaar is."

Met architecten valt goed samen te werken?

"
Ja, als de architect het belang van een goede, creatieve constructeur onderkent en niet bang is om in de beginfase ideeën aan de constructeur voor te leggen die technisch misschien niet helemaal blijken te kloppen.
Het zijn vooral de grote architecten die zo'n open houding hebben. Zij hebben internationaal naam gemaakt en staan sterk in de schoenen.
Eind jaren negentig heb ik als constructief ontwerper met de Italiaanse architect Renzo Piano gewerkt aan het ontwerp voor de Toren op Zuid, het kantoorgebouw van KPN aan de zuidzijde van de Erasmusbrug. Zijn eerste schetsen zaten vol verkeerde perspectieven en andere fouten, maar dat gaf niet: met die schetsen liet hij zien welke kant hij op wilde. Hij durfde fouten te maken en wilde graag met de constructeur te kijken hoe het nog beter kon. Zo kom je tot een bijzonder resultaat. Een mindere architect zou misschien angstvallig dat eerste idee afschermen en zijn 'kindje' niet meer willen loslaten."

Heeft u als constructief ontwerper een top-drie van projecten waar u met de meeste voldoening op terugkijkt?

"Dat is een lastige keuze. Bij sommige gebouwen zeg je: die fietsenstalling toen, daar is zoveel aandacht aan besteed, daar hebben de mensen hun ziel en zaligheid ingelegd, dat ziet er zo prachtig uit! En aan de andere kant zijn er imposante gebouwen waarvan je zegt: ach, achteraf gezien kon dat toch beter…
De Toren op Zuid helt zes graden voorover: wie het gebouw vanaf de Erasmusbrug ziet, ontdekt je dat die voorover leunende voorgevel precies aansluit bij de vorm van de Erasmusbrug. Perfect! Maar elk gebouw heeft zijn achilleshiel. Als je de KPN-toren binnenloopt, denk je: wel een nauw bemeten ingang voor zo'n bijzondere gebouw. Dat is de prijs die je betaalt voor de bijzondere vormgeving: de toren loopt naar boven steeds verder uit: hoe hoger je komt, hoe meer vierkante meters elke etage telt.'

Was het eindresultaat het gebouw dat Renzo Piano oorspronkelijk voor ogen had?

"Niet helemaal. Maar hij zei: ik droomde van een slanke dame, en nu heb ik een prachtige vrouw gekregen die iets voller is!
Volgens het oorspronkelijke bestemmingsplan mocht het gebouw zelfs niet hoger worden dan zeventig meter. En KPN wilde 20.000 vierkante meter vloeroppervlak. Maar de gemeente Rotterdam drong aan op het aantrekken van een wereldberoemde architect, iemand die een prachtig icoon kon ontwerpen voor het gebied dat men beter wilde laten aansluiten op het centrum van de stad.
De projectontwikkelaar koos voor Renzo Piano. Die ziet de imposante Erasmusbrug en roept: ach wat, zeventig meter – we maken een gebouw van 140 meter hoog! Als een grote architect zoiets zegt, gaat de gemeente daar vaak wel in mee.
Maar de projectontwikkelaar zat met een groot probleem: KPN wilde nog steeds die 20.000 vierkante meter vloeroppervlak en met een veel hoger en veel duurder gebouw klopten de verhoudingen niet meer.
De wanhopige projectontwikkelaar wist door onderhandelen de uiteindelijke hoogte terug te brengen tot honderd meter. Nog steeds veel te duur, en aan de niet helemaal geslaagde achterkant zie je dat het een lastig ontwerp was. Toch blijft het een bijzonder gebouw. Het product van een botsing tussen de Italiaanse en de Nederlandse mentaliteit."

Aan welke projecten heeft u ook goede herinneringen?

"Het zogeheten Bouwhuis van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB) in Zoetermeer. Het AVBB wilde in dat gebouw zoveel mogelijk technieken en bouwmaterialen zichtbaar maken – een showcase, zodat ook de vele kleine aannemers zich in de uitstraling van het gebouw zouden herkennen.
Ook bijzonder was 'Het geheim van de nano', een kunstwerk bij het nieuwe nanolab van de TU Delft en TNO. Marieke de Goey maakte een kunstwerk in het water, met LED-lichten kubussen en ook heel dunne, gebogen lijnen. Vooral dat laatste aspect was lastig en interessant voor een constructeur."

U hebt ook meegedacht over de constructie van De Rotterdam, de door Rem Koolhaas ontworpen 'verticale stad' die de komende jaren nabij de KPN-toren moet verrijzen. Op artist's impressions maakt dit gestapelde gebouwencomplex een massieve indruk.

"Ik was bij de beginfase van dat project betrokken. Met Koolhaas en zijn architecten heb ik gekeken welke constructiesystemen daar het beste konden worden toegepast.
Het is een enorme massa, inderdaad: 160.000 vierkante meter oppervlakte, met torens van 150 meter. Maar ik denk dat De Rotterdam prima zal blijken te passen op de Wilhelminapier."

Sommige architecten hebben een eigen 'handtekening'…

"Klopt. En bij een constructeur is dat niet zo. Je kunt niet aan een gebouw zien wie de constructeur was."

Maar u bent constructief ontwerper. Dus meer dan een rekenaar – het rekenen is overigens al belangrijk en complex genoeg. Waar zit het ontwerpen precies in?

"Eerst moet je iets bedenken. Het rekenen komt pas later, dat is controleren of datgene wat je bedacht hebt nog wel klopt.
Ontwerpen is meedenken met andere disciplines en inspelen op hun ideeën. De architect komt met een idee, en binnen dat kader moet ik met nieuwe, alternatieve ideeën komen. Die leg ik voor aan de mensen in het team – de architect, maar ook de projectontwikkelaar, de opdrachtgever, de installatieadviseur. Zo kun je een soort optimum bereiken, want niet hetzelfde is als de ideale architectuur of de perfecte constructie. Het gaat om het geheel.
Vaak zeg je als constructeur tegen de architect: je zou het ook anders kunnen doen en zo een nog beter resultaat bereiken. Iets dergelijks gebeurde bij het ontwerp van de Haagsche Zwaan, het 72 meter hoge kantoorgebouw voor Deloitte dat nu in aanbouw is. De gevel zal twaalf meter over de Utrechtsebaan leunen.
Architect Joris Deur liet me schetsen zien, en ik zei: als we nou eens hier het stijgpunt maken, en hier de optrekkende kracht weer oppakken en in evenwicht houden… (Op een A4-tje maakt Vambersky een snelle schets van de Haagsche Zwaan, compleet met pijlen).Joris Deur was ingenomen met dat alternatief. Het wordt een mooi gebouw. Ik heb me echt kunnen uitleven in het ontwerp voor de constructie."

U was als constructeur betrokken bij het ontwerp van een spectaculaire wolkenkrabber: het Wheel of Dubai, een wiel van 185 meter hoog, dat draait om een leeg centrum. Komt dat Dubai Wheel er ooit nog?

"Ik vrees van niet. Dubai is te zwaar getroffen door de financiële crisis. Jammer, want het was een fantastisch project. Maar de wereldeconomie zal zich wel weer herstellen, dus wie weet bouwen ze het ooit nog ergens anders."

In steden als Shanghai en Dubai vind je wolkenkrabbers die hoog uittorenen boven de Nederlandse tegenhangers. Ziet u in Nederland nog veel wolkenkrabbers verrijzen?

"Het moet wel zinnig zijn. In grootstedelijke gebieden zijn er zeker nog mogelijkheden. Je kunt hoogbouw daar als een antwoord zien op de urban sprawl, de verstedelijking die steeds meer ruimte opslokt. Hoogbouw past bij het ideaal van de compacte stad.
Er bestaat ook belangstelling voor wonen in wolkenkrabbers, al moet je niet proberen er gezinnen met kinderen naar hoogbouw te lokken. Maar internationale bedrijven, jonge, drukbezette professionals en welgestelde senioren die zich weer in de stad willen vestigen – voor die groepen is het een interessante optie.
Voor hoogbouw geldt echter dat je tien plannen moet hebben, wil je uiteindelijk één plan kunnen verwezenlijken. Hoogbouw is per definitie duur, want veel ruimte gaat op aan liften en dergelijke. Voor lang niet alle technische problemen zijn trouwens al oplossingen gevonden.
Hoogbouw is bovendien financieel riskant. Als je horizontaal bouwt, kun je tijdens een recessie een gedeelte van de bouwactiviteiten in de ijskast stoppen tot de economie zich weer herstelt. Bij de bouw van een wolkenkrabber is er geen weg terug. Je moet zo snel mogelijk naar de top. En als je daar bent aangekomen, kan de economische situatie dramatisch slechter zijn dan toen je begon. Daarom wil men wolkenkrabbers altijd zo snel mogelijk bouwen, en vandaar ook die grote interesse in prefab."

Zullen in Europa ooit wolkenkrabbers van 800 meter hoog verrijzen?

"Ik denk het niet. Onze Europese geschiedenis heeft ons een zekere afkeer bezorgd van projecten die neigen naar megalomanie."

Zou u zelf in zo'n wolkenkrabber kunnen wonen?

"Ja, toch wel. Dat zou ik zelfs geweldig vinden. Wat een uitzicht zou je dan hebben!
Ik ben directeur van het ingenieursbureau Corsmit, en ons kantoor in Rijswijk bevindt zich op de hoogste verdieping van de 85 meter hoge Winston Churchill Tower. Daar zie je alles: Den Haag, de Noordzee, Hoek van Holland, reusachtige containerschepen… Ik heb daar meegemaakt dat een architect met een opdrachtgever op bezoek kwam om bij ons plannen voor een gebouw van 70 meter hoog te bespreken. Toen ze weer vertrokken, was dat 110 meter hoog geworden. Het plan was omgegooid, louter op basis van het mooie uitzicht vanuit ons kantoor. Heel irrationeel, ja. Bij veel van de beslissers speelt het macho-element natuurlijk ook een rol."

In uw afscheidsrede wijst u op 'de tikkende tijdbom onder de bouw'. Ontwerpfouten komen niet meer tijdig aan het licht, met soms ernstige gevolgen. U legt een verband met een aantal structurele veranderingen in de bouw.

"Er is in de bouw sprake van versnippering. Steeds meer werk wordt uitbesteed aan onderaannemers. Steeds minder mensen willen nog werken op de bouwplaats, die geldt als 'dirty, dangerous and difficult'. Het zijn ontwikkelingen, die je niet tegenhoudt. Door die versnippering worden nu op meer plekken meer fouten gemaakt.
Er speelt meer mee. Omdat we verlangen naar hightech snufjes in onze huizen en kantoren, groeit het aantal specialismen. En sommige architecten tarten graag de natuurwetten. Dat is prachtig: zonder zulke ambities krijgen we steden die je doen denken aan op elkaar gestapelde bierkratten. Maar al deze ontwikkelingen betekenen dat de constructeur met extra aandacht naar de constructie van een gebouw moet kijken. Die
noodzaak is nog niet tot de markt doorgedrongen."

In de afscheidsrede geeft u voorbeelden van wat er kan gebeuren als de constructieve veiligheid onvoldoende wordt gecontroleerd. De noodgedwongen ontruiming van een Amsterdamse gebouwencomplex in 2006. En drie jaar eerder: het instorten van vijf balkons in een appartement in een Maastrichtse nieuwbouwwijk, waarbij twee doden vielen.

"Van zulke gebeurtenissen zijn bouwwereld en overheid geschrokken. Er zijn hoopvol stemmende ontwikkelingen: de VROM-inspectie heeft nuttig onderzoek gedaan, er is een Platform Constructieve Veiligheid opgericht. Maar het is niet genoeg. Er lijkt een schok nodig te zijn om voor fundamentele veranderingen te zorgen. Ik hoop dat die schok niet al te groot hoeft te zijn."

Er moet een ramp gebeuren voor het tot overheid en bouwwereld doordringt dat er echt iets moet veranderen?

"Misschien wel, ja."

U zegt in de afscheidsrede dat de door u genoemde voorbeelden 'het toppuntje van de ijsberg' vormen. 'De meeste gevallen worden angstvallig in de vertrouwelijke sfeer gehouden vanwege de mogelijke imagoschade, financiële claims en dergelijke.'

"Ja. Dat leert de ervaring. Er moet dus echt meer controle plaats vinden. In de bouw denkt men tegenwoordig al snel: ach, de controle, dat doet de gemeentelijke dienst Bouw- en Woningtoezicht wel. Terwijl die controle in allereerste plaats de taak is van de bouwwereld zelf. Helaas heeft Bouw- en Woningtoezicht veel te weinig bevoegdheden om zo'n controle af te dwingen. Als ze alle tekeningen en berekeningen van een nieuw gebouw krijgen, zouden ze slechts moeten hoeven kijken of dat pakket aantoonbaar en degelijk is gecontroleerd. Als dat niet het geval blijkt: geen bouwvergunning!
Maar in de praktijk moeten die arme lui van Bouw- en Woningtoezicht, die echt hun stinkende best doen, dat pakket zelf controleren, tot het laatste stuk toe. En pas als ze een aantoonbare fout hebben gevonden, mogen ze ingrijpen."

U heeft dit probleem al eerder aangekaart.

"In 2004 zei de toenmalige VROM-minister Sybilla Dekker dat niet een wet, maar meer marktwerking uitkomst kan bieden. Maar marktwerking pakt hier averechts uit. Concurrentie verleidt bedrijven tot kortzichtigheid. Een constructeur moet alles heel snel narekenen, tegen een zo laag mogelijk tarief."

En Bouw- en Woningtoezicht heeft te weinig mensen om al die berekeningen en tekeningen na te pluizen?

"Grote steden als Amsterdam en Rotterdam beschikken over een sterke dienst Bouw- en Woningtoezicht, maar als u een elektriciteitscentrale in een kleine gemeente bouwt, heeft het ambtelijke apparaat daar niet de capaciteit om alles te controleren.
Ik ben een realist. Dit is geen probleem dat je ooit volledig kunt oplossen. Zolang er mensen zijn maken ze fouten, hoeveel maatregelen je ook treft. Maar als ik naar de huidige situatie kijk, zeg ik: het moet veel beter. Als er morgen een ramp gebeurt door een ontwerpfout in een gebouw, kunnen we niet zeggen: we hebben voldoende gedaan om dit te voorkomen."

Hoe kwam u als student aan de civiele techniek aan de Technische Universiteit in Praag in Nederland terecht?

"Via een uitwisselingsprogramma. Het was begin augustus 1968, en ik kwam voor twee maanden naar Nederland. Maar op een bouwplaats gebeurde een ongelukje. Ze waren damwanden aan het heien en ik zag hoe een groepje mensen tevergeefs probeerde slots van een stapel te trekken: van die stalen profielen waarmee je damplanken met elkaar verbindt. Ik deed enthousiast mee, de stapel kwam in beweging en zo'n slot tikte me op de voet. Niks aan de hand, dacht ik, maar later bleken de middenvoetsbeentjes te zijn gebroken en moest de voet in het gips. Bij bemiddelingsbureau IEASTE werkte een meisje dat me hielp met het regelen van de verzekeringen. Veertien dagen later – ik kon alweer lopen en fietsen – vielen de Russen het toenmalige Tsjechoslowakije binnen om een einde te maken aan de Praagse Lente. Dat Nederlandse meisje dacht: gebroken voet, thuis oorlog – laat ik die arme jongen maar uitnodigen voor een zeilweekend in Veere. We werden verliefd, en dat meisje is nu mijn vrouw."

Bleef u in 1968 in Nederland?

"Dat heb ik overwogen. Ik heb gepraat met Dick Dicke, de constructeur van de Aula. Ik kon toen nog niet vermoeden dat ik hem twintig jaar als hoogleraar constructieleer zou opvolgen! We kwamen tot de conclusie dat het me drie jaar zou kosten om in Delft mijn studie af te maken: waterbouwkunde was nieuw voor me en ik moest natuurlijk eerst Nederlands leren. In Praag zou ik in één jaar klaar zijn. Daarom gaf Dicke – hij is in 2003 helaas overleden – me het advies om voorlopig terug te gaan naar Tsjechoslowakije.
Natuurlijk draaiden de Russen in dat land steeds verder de duimschroeven aan. Dat leidde tot een ware exodus. Het werd steeds moeilijker om het land te verlaten. Het is me in 1970 nog maar net gelukt om naar Nederland te komen, via een georganiseerde reis – één van de laatste.
Mijn vrouw had me in de tussenliggende periode twee of drie keer bezocht. Ik verliet Tsjechoslowakije in de allereerste plaats om bij haar te zijn."

Uit wat voor gezin komt u?

"Ik was de jongste, met twee veel oudere zussen. Mijn jongste zus is veertien jaar ouder dan ik."

Een nakomertje?

"Een vergissing! Maar ik had wel drie moeders. Als peuter keek ik stomverbaasd naar al die jonge mannen die bij ons over de vloer kwamen omdat ze in mijn zussen geïnteresseerd waren.
Ik heb altijd veel gesport. Leren was nooit een probleem. Ik hield zelfs zoveel vrije tijd over dat mijn ouders zich zorgen gingen maken. Ze besloten dat ik elke dag twee uur viool moest spelen, zelfs op zaterdag en zondag. Dat heb ik elf jaar gedaan. De eerste twee jaar vond ik verschrikkelijk. Daarna heb ik er van genoten. Ik speelde van alles. Mozart, Vivaldi, Rossini…"

Waarom koos u voor civiele techniek?

"In navolging van een sportvriendje had ik besloten dat ik bankwerker wilde worden. Mijn vader ging zogenaamd akkoord, maar 'vergat' – expres, vermoed ik - me te waarschuwen dat ik me daar dan wel tijdig moest inschrijven. Op zijn suggestie heb ik toen de HTS gedaan. Na die studie wilde ik gaan werken. Ik kon aan de slag als hoofduitvoerder bij een aannemersbedrijf in Praag. Je moest stevige kerels geld uitbetalen op basis van geleverd werk, en ze gingen lang niet altijd met jouw schattingen akkoord…
Ik merkte dat ik nog de fundamentele kennis miste die nodig was om verder te komen, dus ik ging aan de
Technische Universiteit Praag studeren – ook om aan mijn dienstplicht te ontkomen, want dat was in die tijd geen prettig vooruitzicht. Het was voor mij geen ongelukkige tijd. Wat ik wel vervelend vond is dat je geen eigen bedrijf mocht beginnen. Ondernemen was vies, kapitalistisch. Maar mij trok het aan. Misschien zat het in de familie: mijn opa had zich ooit opgewerkt tot een succesvolle aannemer."

Komt u nog wel eens in Tsjechië?

"Ja. Mijn zussen leven nog, en ik bezoek ze graag. Ik had ze na mijn vertrek naar Nederland twintig jaar niet gezien.
Maar ik mis Tsjechië niet. De rest van mijn familie woont hier. Ik heb twee volwassen zoons, Nederlanders, net als ik… Ik heb nooit een dubbele nationaliteit gehad. Ik wilde een duidelijke keuze maken."

U voelt zich meer Nederlander dan Tsjech?

"Ik voel me vooral Europeaan."

 

Wie is Jan Vambersky?

De Mondriaantoren in Amsterdam en het kunstwerk 'Het geheim van de Nano', maar ook nieuwe projecten als de Haagsche Zwaan en De Rotterdam van Rem Koolhaas: Jan Vambersky (Lety, Tsjechoslowakije, 1945) is een veelgevraagd constructief ontwerper met een passie voor hoogbouw. Na de HTS werkte hij twee jaar als hoofdopzichter bij een aannemersbedrijf. In 1969 haalde hij cum laude zijn diploma civiel ingenieur aan de Technische Universiteit van Praag.
Na zijn immigratie naar Nederland werkte hij eerst twee jaar bij een ingenieursbureau voor de petrochemie. "Daar maakte het niet zoveel uit dat ik nog nauwelijks Nederlands sprak." In 1972 trad hij als constructeur in dienst bij het ingenieursbureau Corsmit. Daar is hij inmiddels al dertig jaar directeur. Sinds 1988 combineerde hij dat werk met een hoogleraarschap Constructies van Gebouwen in Delft. Vambersky is getrouwd en heeft twee volwassen zoons.

Een kortere (www.delta.tudelft.nl/nl/archief/artikel/-studenten-slaan-nieuwe-wegen-in/21095 ) versie van dit interview verscheen in Delta.

terug